Cesar Majorana: 'Ik wil niet zeggen dat ik streetwear niet snap'
Cesar Majorana is een bad bitch met een angst voor het universum. Hij presenteert tv-programma's en schrijft voor &C over typische millennial-issues. Deze week doet hij moeite iets te begrijpen van streetwear.
Ik sta op een feest en een jongen begint te praten over zijn kledinglijn. Hij vertelt hoe groot het gaat worden, dat een bekende rapper al iets van hem draagt en hoe goed de volgende collectie gaat worden. Het is een soort pr-praatje waar ik niet om gevraagd heb, maar ik snap zijn enthousiasme. Zo zijn we allemaal soms. Ik heb ooit een uur lang iemand aan zijn kop gezeurd hoe lekker ik joppiesauschips vind (vooral die met ribbel).
Dan krijg ik een foto van zijn kledinglijn te zien... het zijn truien en shirts met een logo. Het woord logo is zelfs wat gracieus: het zijn truien en shirts met een woord erop. Dat woord is de naam van het modemerk. 'Het is een mix tussen streetwear en lifestyle,' vervolgt de jongen. Ik dwaal in mijn hoofd af naar mijn eerste bezoek aan een modewinkel. Hoe ik binnen stond en mijn maag salto’s maakte van hoe mooi ik de materialen en ontwerpen vond. Ik kon er als puber niks kopen, dus modewinkels zijn altijd een soort museum voor mij geweest. Ik kwam er om te leren.
Lees meer: Cesar Majorana: 'Waarom ik niet geloof in coaches en goeroes'
Dat is natuurlijk anders bij streetwear. De sneakerwinkels waar ik binnenkom, lijken meer een soort supermarkten dan musea. Je kunt aan een displaymuur kiezen welke kleur van dezelfde schoen het meeste bij jou past (meestal de kleur waarmee iedereen loopt) en dan mag je afrekenen bij een ongeïnteresseerde puber die zijn wietverslaving betaalt met dit baantje.
Terug in het gesprek met de kledingjongen vraag ik hem waar zijn inspiraties liggen. Hij noemt een reeks andere streetwearmerken. Iets Japans en een skateboardmerk. In mijn hoofd dwaal ik af naar de Dries van Noten-expositie in het Mode Museum. Daar hingen de kunstwerken van Rothko en de tapijtvlechttechnieken uit India die Dries besloot te gebruiken om pakken te maken. Ik knik. 'Heb jij deze trui ook gemaakt?' vraag ik, en wijs naar de trui die de jongen zelf draagt, met een tekst die ik niet kan lezen. 'Nee, dit is van mijn beste vriend, hij heeft ook een eigen label.' Ik knik opnieuw. Dit keer knik ik, omdat ik eigenlijk niet meer zo goed snap wat het verschil tussen het ene label-met-logo en het andere is. En omdat ik niet wil zeggen: ik snap streetwear niet.
Ik snap niet waarom sneakerkopers doen alsof een Nike-schoen – waarvan aan de marketingtafel wordt besloten: 'We maken er maar 100.000 van, dan is hij exclusief' – zo speciaal is. Je hebt toch door dat het sneakerbedrijf een miljard schoenen kan maken, maar inziet dat 100.000 meer oplevert, omdat dit soort verzonnen schaarste de prijs opdrijft?
Ik snap niks van het enthousiasme voor de Yeezy-schoen van Kanye West, met rubber en polyester, materialen waarmee je een partytent kunt bouwen. Dat zijn geen luxe schoenen. Dat zijn stukken stof die worden gelijmd aan een plastic zool. Je schoen is geen fashionitem maar een plakwerkje van honderden euro’s.
Lees meer: Cesar Majorana: 'Waarom ik níét een maandlang stop met drinken'
Ik snap al helemaal niks van de doorverkoopcultuur onder streetweardragers. Online is streetwear de bestverkochte tweedehands kleding. Het argument is: zo maken jongeren ruimte om vaker nieuwe dingen te kopen. Toch snap ik niet waarom je ooit iets zou kopen als je weet dat je het weg gaat doen. Alsof je het kledingstuk leent van de toekomstige koper. Wil je je gekochte kunstwerk niet graag eeuwig dragen? Of weet de koper op voorhand al dat hij verveeld gaat raken van zijn nieuwe trui? En waarom moet je hem dan alsnog kopen?
'Ik snap streetwear niet,' zeg ik tegen de jongen op het feest.
Hij zegt: 'Ja, maar mijn merk is niet alleen streetwear, het is ook lifestyle.'
Lees hier meer columns van Cesar Majorana.